Transcripten van interviews en sessies

Ik ben een kei in transcriberen. En het gekke is, ik vind het nog leuk ook. Ik transcribeer niet wetenschappelijk, ik structureer het gesprek. Hoe wollig ook, ik maak er een overzichtelijk verhaal van. Hieronder zie je de uitwerking van een strategisch gesprek tussen Terra Cacti en een stichting. (Ik heb er nog duizend, maar dan wordt het wel een beetje veel).

De Stichting meeting

(De naam van de stichting en projecten zijn verwijderd en de namen zijn gefingeerd in deze versie. )

Voorstelrondje

“Ik ben Harold. Ik ben landbouwarchitect en vanaf het begin betrokken bij De Stichting. Ik ben de voorzitter. Sinds anderhalf jaar ben ik iets meer op de achtergrond. Ik koppel dingen aan elkaar en leg contacten uit mijn uitgebreide netwerk. Zo probeer ik opdrachten binnen te halen.”

Ik ben Merel, grafisch ontwerper. In De Stichting ben ik communicatiemedewerker. Mijn hart ligt bij de participatie van mensen in De Stichting, dat wat wij doen ook bij de mensen terecht komt. We doen veel aan kennisdeling en ik kom om de hoek kijken om dat soort dingen voor te bereiden. Ik heb de website en de huisstijl ontwikkeld, die is nu ook in ontwikkeling. We willen meer werken met iconen zodat we aan bewoners en corporaties kunnen laten zien wat wij doen als stichting. Zo kunnen we ons heel duidelijk in de markt te plaatsen. De eerste vier jaar ben ik ingehuurd, maar sinds december ben ik echt bestuurslid. Geld verdienen is niet mijn motivator. Ik wil doen wat voor mij goed voelt om te doen.

Ik ben Gerard, architect. Vanaf begin af aan betrokken bij De Stichting in alle soorten vormen. Eerst een onderzoek, daarna uitvoerende projecten begeleid en een platform opgericht. Nu gaan we het komende jaar kijken of we een handboek kunnen schrijven voor De Stichting. Ontwerpend, uitvoerend en onderzoekend dus. En ik ben secretaris.

Wanneer je het vertelt aan je tante

“De Stichting bestaat nu sinds juli 2012. Het is bezig met het maken en beheren van collectieve tuinen, samen met bewoners. We zijn dus ontwerpers van de buitenruimte en de collectieve tuinen. We ontwerpen die naar wens van de bewoners waar mogelijk.”

Wanneer je het vertelt aan de gemeente

“De Stichting is een goed idee, omdat de groene ruimte van de stad weinig creativiteit en betrokkenheid heeft. Wij willen de bewoners erin betrekken en ze zich laten ontfermen over de tuintjes. Zo identificeren ze zich met de tuinen. Wij denken dat we de bewoners echt nodig hebben om tuinen te laten slagen.

Bewoners voelen zich geïdentificeerd met de tuinen doordat we met hen samenwerken. Veel bewoners zitten in sociale woningcomplexen. De gemeenschappelijke binnentuin werd nooit gebruikt. Bewoners waren er niet in betrokken. Wij luisteren naar bewoners en werken samen met hen bij het ontwerp. Bewoners leveren dus de input. Wij stimuleren die input en geven die input vorm, maar het voelt daardoor wel als hun tuin.”

Waarom zouden bewoners interesse hebben?

“Als we bewoners meer kunnen overtuigen dat die betrokkenheid belangrijk is, kan het slagen. Als de hele tuin op de schop gaat, wordt het lastig als niemand zich betrokken voelt. Het enthousiasme meekrijgen is dus nodig. Dat bewoners het idee krijgen van  “hee, er zijn hier planten, wat hebben die planten nodig?”. En ook over regenwater, dat je ze kan uitleggen hoe ze regenwater kunnen wegkrijgen. Zo is het interessant voor iedereen. Ik denk dat als wij enthousiast zijn, dat we dat kunnen overdragen op andere mensen. In elke bewonersgroep is er wel minimaal één iemand die heel enthousiast was. Het moet ook wel een groep zijn die iets wil. We adviseren opdrachtgevers eerlijk om iets wel of niet te doen.”

Barrières

“Soms zijn er hagen die een barrière vormen, of muren. Of plinten die ervoor zorgen dat je niet via je begane grond de tuin in kan stappen. Zulke belemmeringen bekijken we en we kijken of het ook echt een belemmering is. Dat hangt ook weer af van het type doelgroep. Als iemand slecht ter been is, dan is het wel fijn als die direct de tuin in kan stappen. Voor een jonge doelgroep geldt dit weer niet. Sommige mensen willen ook meer privé. Die willen dan niet dat mensen vanaf de collectieve tuin in hun tuin kijken. Dat soort factoren moet je rekening mee houden.”

Missie

“In onze statuten staat wel een officiële missie. We willen zoveel mogelijk mensen stimuleren om collectieve tuinen in de stad te maken. Dat kan door zelf onderzoek doen, ontwerpen en zoveel mogelijk kennis vergaren. Er zijn wel ook meer persoonlijke beweegredenen.”

(Harold) “Ik vind het bijvoorbeeld leuk om met mensen te werken. Ik heb altijd sociale projecten gedaan en op de één of andere manier zie ik dit als een bijdrage aan het hele sociale gebeuren van een stad: mensen bij elkaar brengen en daar plek voor maken. En vergroenen natuurlijk.”

(Gerard) “Ik heb altijd al interesse gehad in de openbare ruimte. De collectieve tuin en de tuin an sich vind ik een bijzondere plek in die ruimte. Het is een plek die vaak vergeten wordt en waar mensen weinig kennis van hebben. Het is een tussenruimte tussen privé en openbaar. En het staat vaak tussen de gebouwen in natuurlijk. De overgang van gebouwen naar de openbare ruimten. En ik ben een architect natuurlijk.”

(Merel) “Ik vind de mensen achter die deuren wel interessant, die je mee moet krijgen. Hun mening moet naar boven komen. Dan begin ik weer over communicatie, maar je hebt te maken met zoveel verschillende lagen van de bevolking. Dat vind ik echt gaaf. Die mensen ontmoet ik niet in mijn dagelijks leven. Ik ben elke keer weer verbaasd hoe aardig iedereen is en hoe gastvrij. Mensen geven taart! Soms krijg je er gewoon een hele wereld erbij. Je krijgt een rapport van hoge criminaliteit enzo, maar elke keer word ik weer verbaasd over de vriendelijkheid. Er belde bijvoorbeeld iemand op die zei: gisteren was hier een schietpartij dus ik heb even wat andere dingen aan m’n hoofd. Maar de volgende keer komt diezelfde persoon weer aan met appeltaart, of couscous. Niet iedereen is geïnteresseerd in de tuinen. Het gaat ook over gezelligheid. En dat is precies het doel. Verbinding geven.”

(Iris) “Die collectiviteit vind ik heel interessant. Ik ben afgestudeerd op hoogbouw. En het hele idee van steeds meer mensen in een stad die allemaal moeten wonen, daarin wordt de tussenruimte steeds belangrijker. Dat je je daar plekken kan toeëigenen met veel meer collectiviteit. Het delen van een ruimte dus, naast je privé. Elke keer weer een nieuw project ook, en elke keer denk je: wat gaan we deze keer weer meemaken. Het kan ook heel heftig zijn soms.”

Schakel bewoners en corporaties

“Het gaat niet alleen om een leuke buitenruimte. Een heel leven komt voorbij en je gaat echt een band aan met mensen. Als je een jaar met hen betrokken bent, gaat het soms helemaal niet eens meer over de tuin. Veel bewoners wonen al 30 of 40 jaar in zo’n woning en zijn daar opgegroeid. Heel vaak hebben ze elkaar niet eens gesproken nog. De ene groep denkt dat de andere groep niks wil, en dat is ook weer wederzijds dan.”

“En ze hebben soms nog ruzie met de woningcorporatie. Wij zijn daarin een soort intermediair. Om die onderlinge struggles te filteren en mensen samen te brengen. Zorgen dat er gemeenschappelijke punten zijn waar ze het over eens zijn. En wat vinden jullie van hoe de corporatie is omgegaan met jullie en met de woningen? Wij kunnen meer indruk maken bij de corporaties als er achterstallig onderhoud is bijvoorbeeld. Dan wordt er soms sneller geluisterd naar ons dan naar de bewoners.  We kunnen zeggen: de tevredenheid van de bewoners is ook belangrijk voor onze projecten. Dan werken ze sneller mee. “

“Wij worden ingeschakeld door de corporaties, dus ze nemen ons ook wel serieus. En we spreken de taal van zowel de corporatie als de bewoners. We voelen daardoor beter de wensen van de bewoners aan. En wat er uit het gesprek komt met de bewoners, de wensen, kunnen wij goed vertalen naar de corporatie. En we organiseren onder andere tuinlessen.”

Trots

(Iris) “Wat nu het eerste in me opkomt is een project in Den Haag. Hoeveel problematiek daar is en de gemeente geen contact krijgt. En wij hebben daar nu hele goede contacten die zich voor 200 procent inzet voor de wijk. Die “Probleemjongeren” zijn daar nu zelf flyers aan het rondbrengen. Ik denk dat dat komt door hoe wij ons opstellen. Ik kan besluiten om koffie te drinken in een buurthuis zonder me te verantwoorden. En wij allemaal stellen ons heel open op. En we staan buiten de gemeente.”

(Iris vervolg) “We maken geen onderscheid tussen mensen. Het maakt voor ons niet uit of het een kind, of ouder iemand is. Alles is van waarde. En we zijn belangeloos. Het enige belang is dat we wat geld verdienen om te leven. We komen mensen gewoon helpen en als ze dat niet willen gaan we weer weg. We zijn ook heel geïnteresseerd in andere bevolkingsgroepen en andere type mensen. Daar hebben we ook geen vooroordelen in. En natuurlijk is er wel een vooroordeel soms als je al verhalen over mensen hebt gehoord. En die bewoners hebben misschien ook een vooroordeel over ons. Maar toch ga je dan het gesprek aan en ga je luisteren naar elkaar. En dan horen ze dat er wordt geluisterd en dan maken die vooroordelen niet meer uit.”

(Harold) “Op het begin hebben we al redelijk snel best veel partijen bereikt. En die partijen hebben we ook nog steeds contact mee. Alle corporaties waren meteen geïnteresseerd. Ik ben trots dat die mensen blijven komen en ze ons vertrouwen geven en ondersteunen.”

(Gerard) “Ik ben heel erg trots op de enorm goede omzet die we hebben gedraaid. En op de steun van onze klanten. We zijn heel vrij in ons plan van aanpak en ik hoop dat het de komende jaren zo blijft. De gemeente is nu heel druk bezig om structuur te krijgen in het participatie gedeelte, dus dat zal vermoedelijk wel minder vrijheid geven”

(Merel) “Ik ben trots op alles wat ze hebben gezegd tot nu toe en ben verder wel trots op die kennisdeling. Daar zijn we voor gevraagd. We gaan een lesmethode ontwikkelen om mensen op te leiden tot datgene wat wij nu doen. Zo dragen we ons steentje bij aan het hele groene verhaal in de stad, of misschien wel heel Nederland.

We worden gewoon gevraagd door de hogeschool. Die zijn bezig met een tool voor participatieprojecten. Dan word je gevraagd naar alle ervaringen in de gemeente en hoe dat vorm moet krijgen. Hoe participeer je? En hoe krijg je burgers mee? En waar lopen we tegenaan?”

“Een afdeling heeft ook eind april een diner. En daar staat ook een tekstje over wat ze allemaal belangrijk vinden. En daar worden we genoemd. Het product dat we hebben introduceert is dus een typologie geworden. Het hele proces, de betrokkenheid, dat zit dus echt in de hoofden van mensen. Dat doet ook het waterschap.”

Ambities

(Harold) “We hebben het daar nog niet heel veel over gehad. Ik zou De Stichting ook verder buiten Rotterdam willen introduceren. Hier kennen de mensen ons inmiddels. Het kan wel gebeuren dat mensen onze methode daardoor wel kennen en daarom niet meer komen. Dat is wel een risico. Uitbreiden naar andere steden kan dus zeker.”

“Er zijn dus vier vormen van tuinen. Binnentuin, portiektuin, daktuin (vierde wordt niet genoemd).. We gaan nog kijken of de vier benamingen alle tuinen dekken. We hebben ook een visie gemaakt voor de omgeving rond het Spartastadion. En met de Rotterdamse Schie, de oeverzone daarvan. Dat zijn wel meer randprojecten. Niet de core business. Het zou wel kunnen dat we vaker voor dat soort projecten worden gevraagd.”

“De component ‘groen’ is ook belangrijk, maar het onderhoud is leidend. Aan de Voorschoterlaan wilden ze geen plantjes, want niemand ging voor de plantjes zorgen voor hen. Dus hebben we een bakstenentapijt gemaakt, met een mooi patroon. Geen groen dus, wel een dak, en ook collectief. We zijn groen als het kan, maar als het niet anders kan, dan maken we dus iets niet groens, zoals iets met bakstenen. Groen moet je doen, maar soms niet.”

 

Wat hebben jullie geleerd in de afgelopen jaren

“We hebben geleerd dat ontwerp niet altijd belangrijk is. Het zijn geen designtuinen. En natuurlijk zit er wel wat ontwerp in, maar het zijn vooral gebruikstuinen. Mensen laten die tuin juist links liggen als het eruit ziet alsof het helemaal door architecten is ontworpen. Dan is het niet echt hun tuin, maar onze tuin.”

“We zijn wel erg betrokken. De eigenaren, zoals de corporaties en de gemeenten die verschuiven de hele tijd naar andere wijken en veranderen van functie. Wij zijn die stabiele partij die hetzelfde blijft. Dat kunnen we wel echt gebruiken. Wij zijn er altijd en weten hoe het moet. De bewoners kunnen ons bellen.”

“Het gaat toch wel echt om de mensen. Dat je met verschillende mensen kan communiceren en dat dat ook heel leuk is. Ik praat niet met iedereen mee maar ik kan wel naar iedereen luisteren.”

“Het heeft me wel echt wat geleerd. Dat het soms ook gewoon niet lukt en je echt kritisch moet zijn. Dan moet je ook gewoon zeggen dat het niet lukt. En die ervaringen kan je ook gebruiken. Dan vragen mensen aan ons waar wij tegenaan liepen als zij het nog een keer gaan proberen.”